Betekenis zoeken in een vat vol gegevens. ‘Klont’ van Maxim Februari
In de karikatuur en in het groteske, maar ook in de verteltechniek van Klont toont Februari zich een meesterlijke romancier. In 2019 ontving hij de P.C. Hooft-prijs voor beschouwend proza. Uit het juryrapport: ‘De stijl werpt een dam op tegen eenduidigheid, stelligheid en onwrikbaar gelijk.’
© Bob Bronshoff
Op pagina 66 van Klont, de recentste roman van Maxim Februari (1963), wordt de lezer rechtstreeks toegesproken door een van de hoofdpersonages, Alexei Krups: “Als je dit leest, snap je blijkbaar nog steeds niet hoe de wereld in elkaar zit. Jawel, ik mag aannemen dat ieder van jullie als een braaf kind zijn school heeft afgemaakt, en vervolgens heb je ergens onderweg naar de volwassenheid allemaal hetzelfde bizarre idee in je hoofd gehaald dat de beschaving en jij elkaar iets hebben te bieden. Nou, kijk eens aan, je hebt de droom niet opgegeven, tijger, je hebt dapper volgehouden en nu lees je zowaar een roman.”
Het sarcasme van Krups vloeit rechtstreeks voort uit het betoog waarmee hij internationaal succes oogst als blogger en als spreker voor kennisinstellingen en bedrijven. De roman, aldus Krups, is “in onze tijd natuurlijk volslagen overbodig”. Vanouds onderzoekt het genre namelijk de morele keuzes van het eenzame individu, maar dat blijkt niet langer nodig. Nadat de individuele mens eerder al de speelbal was gebleken van door exacte wetenschappers beschreven biologische evoluties en neurologische reacties, wordt zijn positie verder ondermijnd door de zogenaamde “dataficering”. De identiteit en het gedrag van mensen worden gereduceerd tot persoons- en locatiegegevens, zoekgeschiedenissen en digitale patiëntendossiers, financiële en andere data. Slimme software neemt vervolgens in hun plaats beslissingen: “Nu heb je dus een kloon – nee, een soort kloon – van de werkelijkheid die volledig autonoom opereert. Dat is de klont.”
Krups’ angstaanjagende verhaal over het verdwijnen van het individu in de klont van data en kunstmatige intelligentie maakt hem tot een ware celebrity die ook in politieke kringen wordt opgemerkt. Zo krijgt Bodo Klein, een hooggeplaatste ambtenaar op het ministerie van Veiligheid, van zijn minister Kirstin Elias de opdracht om Krups te screenen. Via zijn onderzoek, maar ook door Krups’ eigen uitspraken en de kritiek van andere personages (zoals de VN-functionaris Augusta McGowan en de jonge ingenieur Nas) komt de lezer er al snel achter dat Krups een gedreven plagiaris is. Bovendien blijkt zijn op het eerste gezicht intrigerende en veelomvattende verhaal te wemelen van de discutabele inzichten en feitelijke fouten. Met name zijn suggestie dat Asma al-Assad, de als informaticus opgeleide vrouw van de Syrische president, verantwoordelijk zou zijn voor de sinistere klont, wordt hem uiteindelijk fataal.
[Tekst gaat verder onder de video]
Onder meer door verwijzingen naar bestaande personen – van Angela Merkel en Neelie Kroes tot George Clooney en technologieblogger Anil Dash – roept Klont een herkenbaar beeld op van de actualiteit. Tegelijk wordt de werkelijkheid verhevigd in de romanwereld. Zo is het ministerie van Veiligheid “een onherbergzame vesting” die ontstond door de samenvoeging van “de drie voormalige ministeries van Onderwijs, Gezondheid en Buitenlandse Zaken” naar aanleiding van de aanslagen van 9/11. Het is een dystopisch scenario, maar wel een dat doet denken aan het Nederlandse “superministerie” van Veiligheid en Justitie, dat in 2010 werd gecreëerd door het eerste kabinet-Rutte. Ook de personages zijn vaak larger than life. Dat geldt voor Krups, een figuur in de lijn van Elsschots Boorman en de demonische hoofdpersonen van Bordewijk, maar bijvoorbeeld ook voor Bianca Vanderstichele, een van de onderzoekers die hij plagieert. Zij wordt onvergetelijk geportretteerd als een immense vrouw (“alsof ze zojuist door Joseph Beuys was gesmolten en in de jurk gegoten”), met het gezicht van de “lelijke hertogin” van Quinten Matsys maar niettemin met “pornoallure”.
Met Klont demonstreert Februari dat de roman springlevend is
In de karikatuur en in het groteske, maar ook in de verteltechniek toont Februari zich een meesterlijke romancier. Hoofdstukken met Krups als ik-verteller wisselen af met stukken in de derde persoon waarin we doorgaans het perspectief van Klein volgen. Middenin de roman komen beide vertelvormen samen wanneer beide hoofdpersonen elkaar voor het eerst ontmoeten in Londen. Door de gezichtspunten van Krups en Klein voortdurend te combineren met het perspectief van andere personages maakt Februari maximaal gebruik van het unieke vermogen van fictie om het menselijke bewustzijn van binnenuit te peilen. Daarbij schrikt hij er niet voor terug om de verteller bevestigend of juist corrigerend te laten optreden – “Zo zit het helemaal niet. Maar zo ziet zij het” ‒ en zelfs om de menselijke blik aan te vullen met een dierlijke, bijvoorbeeld die van de kippen van Krups’ hoofdredacteur Richard Harris: “Als ze hadden geweten dat die man in het verloop van het gesprek zijn ouderwetse plichtsgevoel […] weer voelde opkomen, […], hadden ze met grotere deernis naar hem gekeken.”
Zo demonstreert Februari niet alleen door de argumenten van zijn personages, maar ook door de vormgeving van Klont dat de roman springlevend is. Zelfs Krups lijkt de onhoudbaarheid van zijn stelling over het einde van het genre onder ogen te moeten zien. Als zijn wankele verhalen toch overtuigend zijn, komt dat vooral doordat hij de technieken van de romancier toepast. Niet voor niets typeert hij zijn eigen werk als “semi-non-fictie”. Het maakt “de dreiging van op hol geslagen overheidscontrole” tot “een drama” met behulp van “personages, verhaallijnen, plotontwikkelingen”. Bij het naderen van zijn demasqué verkondigt hij zelfs: “De roman is tegenwoordig nog de enige machine die betekenis zoekt in een vat vol gegevens.” Tot slot krijgt Krups van Schneider, wiens krant Eligo de zaak heeft uitgebracht, het advies om eerst een autobiografisch relaas en vervolgens een roman te schrijven over zijn lotgevallen. Daardoor doet de fictionele affaire-Krups onwillekeurig denken aan de reële Werdegang van de Tilburgse psycholoog Diederik Stapel, die voor wetenschapsfraude werd veroordeeld en na het autobiografische Ontsporing (2012) samen met de schrijver A.H.J. Dautzenberg De Fictiefabriek. Een bevrijdingsroman in brieven (2014) publiceerde.
De doorgedreven reflectie over de roman maakt Klont niet tot een in zichzelf gekeerde tekst. Integendeel: Februari behandelt in een uitgesproken literaire (vaak ook erg geestige) vorm grote actuele thema’s, zoals klimaatverandering, het internet of things, wetenschappelijke en journalistieke ethiek. Tegelijk weet hij die op een menselijke schaal te ensceneren. Enerzijds door Krups als ik-verteller te laten terugblikken, tegelijk zijn eigen verdediging te laten voeren en ten slotte spijt te laten betuigen (“Nou ja, u begrijpt wel wat ik bedoel. Het spijt me.”). Anderzijds door op de achtergrond het persoonlijke leven van Klein te volgen, van een afgebroken zelfmoordpoging tot de geboorte van het derde kleinkind van zijn vrouw Colette.
Tot een ondubbelzinnige catharsis komt het voor geen van beide mannen, al biedt het optreden van Colette (“de volwassene, de wijze, de wonderdokter”) een hoopvol perspectief voor Klein bij het slot van de roman. Krups is zoiets niet gegund, en de lezer uiteindelijk misschien ook niet. Het openingshoofdstuk, onder de titel “Alexei Krups schrijft een voorwoord”, wordt namelijk onderbroken door stukjes programmeercode, webadressen en onsamenhangende tekenreeksen. Het werk van de klont?